Feiten en fabels rondom mestvergisting

Feiten en fabels rondom mestvergisting

Onlangs verzorgde CCS een presentatie voor de gemeenten die onderdeel zijn van de RES regio West-Overijssel. De presentatie ging over groen gas en alles wat er bij de productie en afzet hiervan komt kijken. Een belangrijke kwestie die voorbijkwam, was de kritiek die veel gemeenten, en wij uiteraard ook, te horen krijgen als ze beginnen over biogas- en groen gasproductie. Dit leidt soms tot opmerkelijke regels in bestemmingsplannen. Maar, is deze kritiek wel terecht? Mono-mestvergisting heeft immers met andere RO-kaders te maken dan andere vergisters. We leggen in dit artikel graag een paar veel gehoorde fabels over mestvergisting, maar ook een paar interessante feiten uit.

Nuanceverschil

Het is bij het geven van kritiek, of het uiten van fabels en feiten wel belangrijk om het verschil tussen mono-mestvergisters en co-vergisters scherp te hebben. Want, door nuanceverschillen ontstaat er weleens onduidelijkheid. Bij mono-mestvergisting wordt alleen 100% mest vergist. Een co-vergister moet voor minimaal 50% met mest worden gevoed, hier mogen gewasresten of reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie (co-producten) aan toegevoegd worden.

 

Fabel: door een vergister verdwijnt mest en los je het mestoverschot op

Een vergister, ongeacht of het om een mono-mestvergister of een co-vergister gaat, zet een deel van de mest om in biogas. Slechts 3 à 4% van de massa verdwijnt in de vorm van biogas. De mineralen blijven achter in het digestaat. Vergisting draagt dus niet bij tot verkleinen van het mestoverschot/mineralenoverschot. Bij co-vergisting worden er producten toegevoegd aan mest. Al het digestaat dat vrijkomt moet behandeld worden volgens de mestwetgeving. Bij geen digestaat verwerking vergroot co-vergisting dus de hoeveelheid mest die afgevoerd moet worden.

Fabel: vergistingsinstallaties veroorzaken geuroverlast

Naast fraude is er vaak kritiek op de geuroverlast die vergistingsinstallaties veroorzaken. Geur ontstaat door de vorming en verspreiding van verschillende gassen (zoals ammoniak en zwavelverbindingen). Dit wordt op een veehouderij vaak door de mest veroorzaakt, daarbij zijn er nog verschillen in geurproductie tussen verschillende diersoorten. Mestopslagen en -kelders zijn de voornaamste bron van deze gassen, omdat hier in feite hetzelfde proces als in een mestvergister plaatsvindt. Het voordeel van een vergister is dat deze gasdicht afgesloten is, waardoor de gassen die hier ontstaan worden opgevangen en dus niet verspreid worden in de omgeving. De geurproductie op een veehouderijbedrijf wordt door mestvergisting dus eerder minder dan meer. Het is een feit dat digestaat minder ruikt dan mest.

Geuroverlast heeft te maken met management niet met het vergistingsproces. Deuren dichthouden en een goede afhandeling van co-producten. Als vergisting gecombineerd wordt met het drogen of composteren van mest, dan moet extra aandacht worden besteed aan de behandeling van proceslucht.

Feit: subsidie is nodig om biogasproductie rendabel te maken

Op de subsidie die vrijwel alle vergistingsinstallaties nodig hebben om rendabel te kunnen draaien is eveneens kritiek. Zonder deze subsidie zou biogasproductie niet rendabel zijn. Deze opmerking klopt, maar dit geldt voor veel andere CO2-besparende technieken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de opslag van CO2 opslag de bodem.

Met vergisting wordt naast CO2 ook de methaanuitstoot bespaart. Hiermee is mono-mestvergisting een van de rendabele technieken om de broeikasgasuitstoot te verminderen.

Fabel: vergisters hebben een grote kans om te exploderen

Er zijn nog meer fabels rondom vergisting. Sommige belanghebbenden wijzen bij vergisters bijvoorbeeld op het explosiegevaar. Voor een explosie met een methaanmengsel (zoals biogas en aardgas) moet tussen de 4,4% en 16% methaan aanwezig zijn: de explosiegrenzen. In een vergister is het methaangehalte echter veel hoger, rond de 55%. Dit betekent dat er te weinig zuurstof aanwezig is voor een explosie, biogas is dus geen explosief mengsel. Hoewel bij een lekkage rondom vergisters een explosief mengsel kan ontstaan zal dit toch niet tot een explosie leiden. Explosies zijn namelijk alleen mogelijk als dit mengsel ontstoken wordt in een omgeving waarin genoeg druk kan worden opgebouwd. De laatste mogelijkheid is als bijvoorbeeld buitenlucht in de vergister terechtkomt, waardoor het methaangehalte tot onder de 16% daalt. Alle vergisters zijn uitgevoerd met een overdrukventiel, dat ervoor zorgt dat overtollig gas in geval van nood wordt afgevoerd. Hierdoor kan er niet voldoende druk worden opgebouwd. Dit neemt niet weg dat het brandbare gas dat wordt geproduceerd in het geval van brand alsnog een reëel risico vormt. Daarom zijn de regels voor de brandveiligheid van dergelijke installaties ook erg streng.

Fabel: vergisting houdt de intensieve veehouderij in stand

Een andere fabel is dat vergisting de intensieve veehouderij in stand houdt en hiervan afhankelijk is voor zijn grondstoffen. Om te beginnen wordt op dit moment minder dan 5% van alle mest in Nederland vergist. Als we, als extreem voorbeeld, de veestapel zouden halveren is dus nog altijd ruim voldoende mest voorhanden om een grote hoeveelheid biogas te produceren. Of de intensieve veehouderij in al zijn vormen moet verdwijnen en wat er precies onder intensieve veehouderij valt, zijn discussies op zich.

Voor sommige oplossingen is een bepaalde minimum hoeveelheid mest nodig om rendabel te zijn. Denk aan groen gasproductie, hiervoor is een megastalhoeveelheid mest nodig. Een alternatief is echter een samenwerking tussen kleinere boeren: een biogas-HUB. Middelgrote bedrijven, met kleine vergisters leveren gezamenlijk hun energie (warmte, elektriciteit, groen gas). Geen gesleep met mest, geen grote installaties, maar wel een gezond verdienmodel en duurzame energie. Bijkomend argument is dat kleine bedrijven, die we dus in stand willen houden, relatief veel meer belang hebben bij een neventak als energieproductie. Dit kan een substantieel deel van de inkomsten vormen.

Fabel: de verbranding van biogas draagt bij aan het broeikaseffect

Tot slot de CO₂-fabel: bij het verbranden van biogas komt net als bij het verbranden van aardgas CO₂-vrij, dus draagt het gebruik van biogas alsnog bij aan het broeikaseffect. Als we de verbranding van aardgas bekijken dan is deze energie en de koolstof die erin zit vele millennia opgeslagen onder de grond. Als we dit omhoog halen en verbranden voegen we daarmee CO₂ toe aan de koolstofkringloop. Hierdoor wordt het CO₂-gehalte in de atmosfeer steeds wat hoger, waardoor deze meer warmte vasthoudt. Het verbranden van biogas uit vergisting levert ook CO₂ op. Het verschil is dat dit koolstof is die kort daarvoor (in vrijwel alle gevallen minder dan een jaar) is opgenomen uit de atmosfeer. Hierdoor blijft het CO₂-gehalte dus gelijk en de kringloop intact.

In het geval van mono-mestvergisting is er zelfs een positief effect op het broeikaseffect. Dat komt doordat bij de opslag van mest onder de stal ook methaan ontstaat, waarvan het broeikaseffect 25x sterker is dan bij CO2. Door de mest direct op te vangen en in een vergister te brengen, wordt deze methaanemissie in de stal vermeden. Win-win dus: duurzame energie om fossiele energie te vervangen én minder methaanemissies op locatie.

Over dit artikel

9 juni 2021 / Auteur: Dr. Ir. René Cornelissen

Alle nieuwsberichten

Inschrijven voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en maak hieronder een keuze.

Digitale nieuwsbrief Hardcopy nieuwsbrief